Kan dat wel uitkapbos in Nederland?

“Uitkapbos kan niet in Nederland,
want het is er niet”

Deze merkwaardige stelling heeft lang stand gehouden, maar is inmiddels gelukkig achterhaald. De klassieke uitkapbossen bevinden zich in landen waar van nature verschillende boomsoorten voorkomen die goed schaduw kunnen verdragen, zoals fijnspar en zilverden. Jonge bomen van die soort kunnen overleven in de schaduw van de oude bomen. Als je dan de oude boom kapt kan de jonge boom die er al onder staat, de groeiruimte meteen gaan benutten en groot groeien. In vakkringen wordt zulk uitkapbos “plenterbos” genoemd.

In Nederland bestaat het grootste deel van het bos uit grovedennen, eiken, berken en beuken. De eerste drie zijn boomsoorten die juist slecht schaduw verdragen. Alleen de beuk verdraagt bij ons goed schaduw. Bovendien waren de bossen in Nederland jong, en werden al gekapt voordat het proces van spontane bosverjonging ook maar de kans kreeg om op gang te komen.

Plenterbos in de strikte betekenis die het in centraal Europa heeft (met de schaduw verdragende boomsoorten), kon hier dus niet, en uitkapbos dús ook niet.
Die conclusie ging voorbij aan het feit dat als je bos maar lang genoeg uitdunt, het geleidelijk zó ijl wordt dat er steeds meer licht tussen de boomkronen door de bosbodem bereikt. Er komt dan een moment dat het op de bosbodem zelfs licht genoeg wordt voor de boomsoorten die géén schaduw kunnen verdragen. En dan kunnen ook de jonge exemplaren van díe boomsoorten overleven en doorgroeien tot volwassen bomen. Daarmee is het tóch een uitkapbos geworden.